“Spreek voor hen die weerloos zijn, bescherm het recht van de vertrapten” (Spreuken 31:8)
Blog over het werk op het Griekse eiland Lesbos
Ik zal mijzelf even voorstellen. Mijn naam is Anne-Ruth van den Herik, tweeëntwintig jaar oud en pre-master studente Bestuurskunde. In het najaar van 2024 heb ik voor anderhalve maand vrijwilligerswerk gedaan in het vluchtelingenkamp Mavrovouni op Lesbos, een van de grootste eilanden van Griekenland. De vluchtelingenproblematiek is veel in het nieuws geweest, maar evenals vele andere gebieden met oorlog nu niet meer zo veel onder de aandacht. Tijdens mijn periode in het kamp kreeg ik van veel mensen uit Nederland de vraag: ‘Komen er nog steeds vluchtelingen aan?’ ‘En hoe gaat het daar nu?’ In deze blog neem ik je mee in een dag uit mijn leven als vrijwilliger en probeer ik tevens een beeld te schetsen van de huidige situatie. Een veelbesproken en bewogen vraagstuk waarbij het van groot belang is om de mensen achter de grote aantallen niet te vergeten.
Tijdens mijn periode op Lesbos woonde ik, samen met andere Nederlandse vrijwilligers, in het pittoreske dorp Panagiouda, gelegen aan de Egeïsche zee. Wanneer je vanuit het dorp de doorgaande weg volgt richting de hoofdstad Mytilini, kom je binnen enkele minuten bij het kamp uit. In de ochtend fietste ik langs deze weg om bij het kamp te komen. Op een heldere dag is Turkije in de verte goed te zien. Een ogenschijnlijke rustige zee en een korte oversteek, maar schijn bedriegt. Het is een gedeelte van de Egeïsche zee waar mensen hun leven hebben gewaagd, opzoek naar een veilig bestaan. Het is onder andere dit gedeelte van de reis geweest, waar mensen hun leven hebben gelegd in handen van smokkelaars en geliefden hebben verloren. En het is ook de zee, als ogenschijnlijk rustige grens tussen de EU en daarbuiten, waar je vanuit het kamp op uitkijkt, in memoriam aan allen die de reis hebben gemaakt of nog willen maken. De mensen in het kamp worden ‘residents’ (inwoners van het kamp) genoemd. Er wordt hier niet gesproken van vluchtelingen, aangezien veelal van de inwoners van het kamp nog in afwachting zijn of ze een vluchtelingenstatus kunnen krijgen.
In het kamp begint mijn dag met het uitdelen van kleding aan de zogenoemde ‘new arrivals’. Deze ‘residents’ zijn recentelijk aangekomen op Lesbos. Het gebeurde weleens dat de kleding van de mensen nog nat was van de tocht over de zee. Ik vind het opvallend om te zien hoe dankbaar mensen zijn met hetgeen zij krijgen, wetende dat het niet meer is dan een druppel op een gloeiende plaat. Een vrijwilliger in het kamp zei tegen mij: “het zal je eigen familie maar zijn die voor je staat”. Op dat moment realiseerde ik mij dat ik zoveel geluk heb dat mijn wieg staat in een veilig land. In een land waar ik veilig kan opgroeien en mijn dromen achterna kan gaan. Deze gedachte veranderde mijn blik toen ik deze mensen aankeek en besefte dat ik daar net zo goed had kunnen staan.
Rond het middaguur begon het werk bij de ‘foodline’. In lange rijen, gevormd door ijzeren tralies en aangestuurd door Griekse bewaking, wachten mensen op hun eten. Middels het laten zien van het zogenoemde 06-nummer (identificatienummer), kregen mensen afhankelijk van de familiegrootte, eten voor de hele dag. Bij de ‘foodline’ helpen ook ‘resident volunteers’ met het uitdelen van het eten. Het is een gevoel van eenheid om samen met de organisatie (Eurorelief) en de ‘residents’ te werken. Bij de mensen die nieuw in het kamp waren, werd het eten bezorgd. Ik kwam vaak dezelfde gezichten tegen die ik ook in de ochtend had gezien, bij het uitdelen van kleding. Die eerste ontmoetingen blijven me bij als een stille indruk. Deze wederzijdse herkenning is als een verbinding zonder woorden.
In de middag werkte ik in de ‘free hygiene shop’, waar alleenstaande vrouwen en gezinnen maandelijks ‘hygiene’ spullen mochten halen, zoals tandenborstels, zeep en scheermesjes. Wanneer mensen luiers nodig hadden, mochten ze deze wekelijks komen halen. In deze ‘shop’ werkte ik samen met Sara, een alleenstaande Syrische vrouw die samen met haar dochter, moeder, broer en zijn gezin recentelijk de overtocht vanuit Turkije heeft gemaakt. Om de anonimiteit te waarborgen, is Sara een fictieve naam. Sara spreekt Arabisch, Turks en Engels, waardoor het contact met de ‘residents’ (voornamelijk vrouwen), goed verliep. Deze ‘shop’ is bij uitstek een goede plek in het kamp om rustig met de mensen in het kamp in contact te komen. Hoewel ik niet veel kon uitdelen, is het fijn om wat te kunnen geven zodat de leefomstandigheden verbeterd kunnen worden. In het bijzonder zag ik hier de vruchten van de vele donaties en inzamelacties, waaronder uit Nederland. Een ander voorbeeld van deze vruchten, was de ‘heater distrubutie’ die begin november plaatsvond. Nu de winter is begonnen, wordt het snel koud. Om te voorkomen dat het ondragelijk wordt, ontvingen de bewoners van de RHU's een heater, zoals te zien is op de foto. ‘You are angels’, zei een man die de heater in ontvangst nam. Terwijl Sara vanuit het raampje van de winkel, die bovenaan het kamp is gelegen, in de verte staarde, vertelde ze me over haar leven in Syrië, haar vluchtplan en haar toekomstperspectief. Ze had eerder willen vluchten, maar de verantwoordelijkheid voor haar dochter weerhield haar. De reis was een groot risico, iets dat je als alleenstaande moeder niet graag neemt. Ik herinner me nog goed het moment dat Sara hoorde dat haar aanvraag was goedgekeurd en dat ze haar Griekse paspoort kon ophalen. Euforisch is slechts een poging om de uitdrukking op haar gezicht te beschrijven. ‘Maar’, zo concludeerde Sara later, ‘ik weet niet wat ik nu moet doen.’ Het probleem lijkt te verschuiven. Waar mensen voorheen jarenlang moesten wachten op een beslissing, krijgen ze nu soms al binnen een maand te horen of hun aanvraag is goedgekeurd. De vervolgvraag is echter: ‘Waar kun je nu heen?’ Alle grenzen zijn of gaan dicht, er is geen plek om naartoe te gaan. Deze uitzichtloosheid is meer dan een uitdrukking, maar een beschrijving van een diepe, eenzame pijn: ‘Waar moet ik heen?’ Het voelde onwerkelijk dat ik enkele dagen na het gesprek met Sara, zelf het vliegtuig kon pakken om terug te gaan naar Nederland. Ik realiseerde mij des te meer hoe gezegend ik ben dat ik vrij kan reizen, gaan en staan waar ik wil en bovenal een veilig ‘thuis’ heb om naar terug te keren.
Inmiddels ben ik alweer een maand terug uit Lesbos. De drukte in de samenleving met alle voorbereidingen voor de feestdagen, beleef ik anders dit jaar. In mijn gedachten ben ik bij de mensen in het kamp en vraag ik me af hoe de situatie, die steeds meer onzekerheid met zich meebrengt, zich verder zal ontwikkelen. In de laatste drie weken van mijn periode op Lesbos is het kamp bijna verdriedubbeld. Van ruim 1100 ‘residents’ naar 3032 ‘residents’. Het weer wordt kouder, de zee onstuimiger, maar het water nog niet al te koud. Het is juist deze periode vlak voordat de ‘strenge’ winter begint, dat veel mensen de overtocht maken. Zo ook afgelopen november. De meerderheid van de 'residents' in het kamp komt uit Afghanistan, met 50,2%. Daarop volgen de mensen uit Syrië, met 22,17%. Daarnaast zijn er ook mensen uit o.a. Palestina, Egypte, Sudan, Jemen en Eritrea. Tot slot wil ik u/ jou als lezer oproepen om te bidden voor de mensen in nood, in hun thuisland, op de vlucht of in het land van bestemming. Bid voor de regering om niet enkel met het vraagstuk ‘vluchtelingen; bezig te zijn als een theoretische kwestie, maar om de mensen achter al deze cijfers te zien en te horen. Zoals in de Bijbel beschreven staat: “Een vreemdeling zul je niet onderdrukken, noch hem benauwen want je bent vreemdelingen geweest in het land Egypte” (Exodus 22:21).