Big Data: mag het een onsje minder?

bigdatadonderdag 12 januari 2017 09:00

Voor de kerst werden in de Tweede Kamer de Wet computercriminaliteit III en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten besproken. Met die wetten krijgen opsporingsdiensten extra bevoegdheden in de strijd tegen cybercriminelen, terroristen en andere digitale pappenheimers. Het is maar de vraag of nieuwe wetten het geloof in ‘Big Data’ en hackbevoegdheid terecht is. Wij, als ChristenUnie-jongeren, stellen voor om terughoudend te zijn in het gebruik ervan en meer aandacht te besteden aan bescherming van de burger. Zolang dat niet is gebeurd zou de Senaat in het belang van de burger tegen deze wetgeving moeten stemmen.

De nieuwe wetten zijn volgens het kabinet nodig, want de pakkans van online actieve cybercriminelen en terroristische groeperingen is momenteel laag. Ook zouden de wetten nodig zijn om tegemoet te komen aan de angst van burgers, zij verwachten immers beschermd te worden tegen dat nieuwe kwaad.

Het grote antwoord op deze verwachtingen lijkt gevonden in de mogelijkheden en toepassingen van Big Data en hackbevoegdheden De verwachting is dat, door het verzamelen en het slim analyseren van enorme hoeveelheden data of door in te breken op in systemen, de opsporingsdiensten in staat zullen zijn om criminelen en terroristen beter op te sporen.

Dat klinkt mooi, maar realistisch is het niet. Wetenschappelijk onderzoek naar de betrouwbaarheid van Big Data is er amper en als het er al is, is het weinig hoopvol. Eén ding is wel duidelijk: het gebruik van Big Data is niet zonder risico’s.

Zo zou Big Data nauwkeurig en objectief aan kunnen geven wie zich bezighoudt met criminaliteit of terrorisme. Het gaat immers om harde cijfers. Maar dat klopt niet, want techniek is niet neutraal. De keuze om bepaalde data wél en andere níet te verzamelen, de gekozen wijze van analyseren en de interpretatie van die gegevens blijft mensenwerk. Het gevaar bestaat dat hierdoor bepaalde minderheidsgroepen – die door de opsporingsdiensten als risicogroep worden gezien – vaker het doelwit zullen zijn van deze analyses. Het kan dus zomaar zijn dat je op voorhand wordt aangemerkt als ‘risicoburger’, nog voordat je iets misdaan hebt.

Ook heeft het grote gevolgen voor de privacy van burgers. De gedachte dat opsporingsdiensten nog makkelijker toegang krijgen tot je persoonlijke domein kan er zomaar toe leiden dat je je anders gaat gedragen en je continu bespied voelt.

Big Data is dus geen wondermiddel! Er is dus terecht veel kritiek op deze wetgeving. Zo stuurden 29 wetenschappers een open brief aan de Tweede Kamer waarin zij hun zorgen hierover uiten. Ze wijzen erop dat het toezicht op het gebruik van Big Data momenteel erg rommelig geregeld is en dat er weinig concreets wordt gedaan om de inbreuk op privacy tot een minimum te beperken.

Wij zijn kritisch over deze ontwikkelingen. De verleiding om opsporingsdiensten uit te rusten met Big Data toepassingen is groot, maar een pas op de plaats is hard nodig. Er staat immers meer op het spel dan de gevolgen van criminaliteit of terrorisme. We roepen de senatoren van de Eerste Kamer dan ook op om tegen de wetsvoorstellen in hun huidige vorm te stemmen. Zolang de privacy van burgers te grabbel ligt, en er geen degelijke toetsingsinstrumenten worden opgetuigd, lijken er meer problemen te ontstaan dan dat ze tenietdoen. Het gebruik van Big Data moet wat ons betreft een onsje minder.

Door Anthonie Drenth en Jarin van der Zande

« Terug

Reacties op 'Big Data: mag het een onsje minder?'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2017

december

november

oktober

september

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari